vrijdag 8 april 2011

Met suiker, donderdag 24 maart 2011.

“Oren” begin ik Remberto af te drogen. Armen, buik? Remberto zet zijn buik op en duwt die zover als hij kan naar voren. Billen. Voeten?, wacht ik op zijn reactie. “Pies”, steekt hij zijn voet uit. Voeten, pies, voeten, pies herhalen we.
“Papa, jij moet hier even wachten, ja ?” vraagt hij om een voorsprong. “Remberto ganar, Remberto gaat winnen,” huppelt hij de badkamer uit. “Mama rapido, mijn kleren”, vraagt hij Daniëlle dringend hem te helpen met het aankleden. Angstvallig houdt hij de badkamerdeur in de gaten. “Tada”, springt hij te voorschijn. Ik heb al mijn kleren al aan, wijst hij van zijn hoofd tot zijn tenen. “Remberto heeft gewonnen, nanananana” danst hij voor mijn neus zijn overwinningsdans.
De zon schijnt en het ontbijt is weer even uitgebreid. Een dag als alle andere dagen. “Gaat het?” vraag ik Daan. Ze knikt als antwoord en pinkt een traantje weg. Het is heerlijk dat we morgen eindelijk weer naar huis gaan. Onze vertrouwde omgeving. Het weerzien met onze familie en vrienden, we verheugen ons er erg op. Maar hier weten we onze weg ook goed te vinden. Het gaat hier goed, erg goed met ons drietjes. Het weer, het hotel, Bolivia we beginnen het al te missen. Morgen gaan we toch weer een nieuw avontuur te gemoed. Plotseling voelt Nederland heel ver weg en onbekend aan, hoe gaat Remberto reageren op dat koude landje?
We hebben het dakterras met zwembad weer voor ons alleen. “Pannenkoeken?” stelt mama voor. Remberto is direct enthousiast. “Con sucre, geen honing, solito sucre” belegt hij zijn pannenkoeken alvast.
Het water is heerlijk warm, de zon warmer dan normaal. Mocht er al een verdwaalt briesje wind zijn, worden we daarvoor afgeschermd door de glazen wanden. “Nog een keer”, klinkt het vertrouwd. “Nog een keer papa, zoef, vliegen, plons”. Hij zwemt naar me toe en steekt zijn armen omhoog. ”Papa nog een keertje”. Ik hoef niet overgehaald te worden. “één, twee, drie” tel ik af.” Vliegen”, gooi ik Remberto met een boog door de lucht het water weer in. Voor hij weer boven water is weet ik al wat hij gaat zeggen. Kom maar op jongen, ik heb er zin in.
Mama, weggeweest voor de laatste inkopen, komt terug met de bestelde pannenkoeken. “Con sucre” jubelt Remberto. Ik schuif een tafeltje bij de ligbedden aan maar bedenk me. We gaan ze lekker in het zwembad oppeuzelen. Remberto taxeert wat we van plan zijn. “Papa, loco” oordeelt hij en gaat lachend aan de rand van het zwembad zitten. “Ik wil suiker op mijn pannenkoek” herhaalt hij.
Wat een feest, schiet het door mijn hoofd. Wat een ongelofelijk feest. Zo een heerlijk, lief, vrolijk, blij ventje. Daniëlle geeft me een zoen. “Mooi hé” raadt ze mijn gedachte.



vrijdag 1 april 2011

Mama, dansen? woensdag 23 maart 2011

Verliefd kijken we naar onze zoon. Het oudere stel, aan het tafeltje in de hoek, kijkt vertedert naar zijn ontwapenende vrolijkheid. Het Cubaans restaurantje, bij ons in de straat, moet nog opgang komen. Remberto staat te huppen op zijn tenen. Boven hem bungelt er een handtrommeldingapparaat. Wanneer hij zich flink uitrekt kan hij er net opslaan.
Remberto kijkt om zich heen, opzoek naar een oplossing. Meer, hij wil heel graag meer. Het ding vasthouden en er echt op trommelen. Hij begint met een stoel te schuiven. De serveerster is van haar kruk opgestaan en staat het van een afstandje aan te kijken. Klaar om in te grijpen?
 Ik sta op en til de trommel van zijn haak. “Wil je deze” pest ik mijn springende mannetje. Hij springt nogmaals. Met beide handen omklemt hij de trommel. Ik hang het touw om zijn schouders en geniet van zijn blijdschap. De eerste voorzichtige slagen vullen de ruimte. Er is geen ritme in te ontdekken, maar papa en mama horen dat niet.
Remberto krijgt er geen genoeg van. “Mama, wil jij dansen, dan maak ik de muziek?” verheugt hij zich al. Het is een show waar er maar weinig van kunnen zeggen dat ‘ze’ erbij waren.
 De komst van het eten beëindigd de show. Eet smakelijk. Proost man, toosten we op de geweldige dag.


Kleine man, stoere vent, woensdag 23 maart 2011

Opzij, opzij, opzij. Maak plaats, maak plaats, maak plaats. We moeten rennen, vliegen, vallen, opstaan en … zijn toch weer te laat. “Is er al een Nederlands stel met een klein jongetje naar binnen gegaan?” informeer ik. Er wordt gelachen, gewezen, een man loopt naar de ingang van het park en wijst richting het restaurant. Tot mijn opluchting zie ik achter zijn wijsvinger onze afspraak breed lachend zwaaien.
Wij bestellen ook twee koffie en schuiven aan. Remberto vraagt om aandacht. “Papa, kijk” wijst hij op een vlinder achter het raam van het restaurant. Remberto’s vriendje werpt ook een blik maar verkiest nog even de veiligheid van zijn vaders knie.
Het water is heerlijk. Gelukkig zijn er nog maar weinig mensen. Dat geeft ons de ruimte onze spullen over een groot aantal bedden te verspreiden. Als het nodig wordt kunnen we die altijd nog een beetje bij elkaar leggen. Eerst maar eens plonsen. Remberto is duidelijk in zijn nopjes dat hij ‘de grote stoere vent’ is. “Kijk ik spring in het water”. “Haloho” ik riep, “ik spring in het water, kijk dan”. Het applaus van de andere ouders vraagt om nog een sprong. Zijn schreeuw om aandacht is nog luider, uiteraard de sprong nog spectaculairder.
Remberto, en alles wat hij doet wordt nauwgezet bestudeerd. “Moet je ook doe, lekker hier vanaf glijden. Nee joh, dat is niet eng” moedigt Remberto zijn vriendje aan, genietend van zijn nieuw verworven stoerheid.
Maar onze kleine vriend weet wel wat hij wil en pikt eruit wat hij leuk vindt. “Papa, wil je mij ook omhoog gooien, zo het water in?” Met een boog belandt hij in het water. Hij schudt het water van zijn gezicht, zijn lachende gezicht is goud waard. Nog een keer, vindt hij het leuk. Maar zelf, helemaal alleen, naar beneden glijden? Dat nog maar liever niet.
Jammer, het park gaat bijna sluiten en we willen nog langs het apeneiland. Het is tijd om ons om te kleden. Ik lig nog in het water, de beide mannen rennen er omheen. De grote man wordt achtervolgd door de kleine man. Voorzichtig stapt hij over de glijbaan heen. De kleine man volgt zijn voorbeeld. “Remberto” wenk ik hem. “De volgende keer moet je van de glijbaan af glijden” stook ik hem op. “Gillend rent hij weer voor zijn belager weg. Plons, komt hij beneden aan de glijbaan in het water terecht. De kleine man twijfelt. Hij gaat zitten, maar bedenkt zich. “Remberto, nog een keer” stook ik door.
Het mannetje haalt Remberto bijna in. Snel vlucht Remberto via de glijbaan, naar beneden, het water in. Zijn vriendje gaat op de glijbaan zitten. Alle ogen zijn op het mannetje gericht. Voordat hij zich realiseert wat hij doet glijdt hij naar beneden.
Lachend komt hij weer boven water. Dit smaakt naar meer. Remberto doet hem voor waar je weer de kant op moet klimmen. Hij gaat zitten, zet af en glijdt weer naar beneden. Niet voor de laatste keer vandaag. Zelfs Remberto geniet van de kleine man. Zie ik daar nou twee blije, trotse ouders staan? Terecht.
“Een zesje” meld ik tevreden, tegen niemand in het bijzonder. Van mijn zoon heb ik geleerd het wel zo hard te roepen dat iedereen het hoort. Op weeronline is er voor het weer van vandaag een zesje gereserveerd, beantwoord ik de vragende blikken. Wij amateur Paulusma’s denken meer aan een negentje.
We hebben bijzondere, emotionele en mooie dagen in Bolivia meegemaakt. Van vandaag heb ik ook echt genoten. Kleine, met je papa en mama, bedankt man.