“Oren” begin ik Remberto af te drogen. Armen, buik? Remberto zet zijn buik op en duwt die zover als hij kan naar voren. Billen. Voeten?, wacht ik op zijn reactie. “Pies”, steekt hij zijn voet uit. Voeten, pies, voeten, pies herhalen we.
“Papa, jij moet hier even wachten, ja ?” vraagt hij om een voorsprong. “Remberto ganar, Remberto gaat winnen,” huppelt hij de badkamer uit. “Mama rapido, mijn kleren”, vraagt hij Daniëlle dringend hem te helpen met het aankleden. Angstvallig houdt hij de badkamerdeur in de gaten. “Tada”, springt hij te voorschijn. Ik heb al mijn kleren al aan, wijst hij van zijn hoofd tot zijn tenen. “Remberto heeft gewonnen, nanananana” danst hij voor mijn neus zijn overwinningsdans.
De zon schijnt en het ontbijt is weer even uitgebreid. Een dag als alle andere dagen. “Gaat het?” vraag ik Daan. Ze knikt als antwoord en pinkt een traantje weg. Het is heerlijk dat we morgen eindelijk weer naar huis gaan. Onze vertrouwde omgeving. Het weerzien met onze familie en vrienden, we verheugen ons er erg op. Maar hier weten we onze weg ook goed te vinden. Het gaat hier goed, erg goed met ons drietjes. Het weer, het hotel, Bolivia we beginnen het al te missen. Morgen gaan we toch weer een nieuw avontuur te gemoed. Plotseling voelt Nederland heel ver weg en onbekend aan, hoe gaat Remberto reageren op dat koude landje?
We hebben het dakterras met zwembad weer voor ons alleen. “Pannenkoeken?” stelt mama voor. Remberto is direct enthousiast. “Con sucre, geen honing, solito sucre” belegt hij zijn pannenkoeken alvast.
Het water is heerlijk warm, de zon warmer dan normaal. Mocht er al een verdwaalt briesje wind zijn, worden we daarvoor afgeschermd door de glazen wanden. “Nog een keer”, klinkt het vertrouwd. “Nog een keer papa, zoef, vliegen, plons”. Hij zwemt naar me toe en steekt zijn armen omhoog. ”Papa nog een keertje”. Ik hoef niet overgehaald te worden. “één, twee, drie” tel ik af.” Vliegen”, gooi ik Remberto met een boog door de lucht het water weer in. Voor hij weer boven water is weet ik al wat hij gaat zeggen. Kom maar op jongen, ik heb er zin in.
Mama, weggeweest voor de laatste inkopen, komt terug met de bestelde pannenkoeken. “Con sucre” jubelt Remberto. Ik schuif een tafeltje bij de ligbedden aan maar bedenk me. We gaan ze lekker in het zwembad oppeuzelen. Remberto taxeert wat we van plan zijn. “Papa, loco” oordeelt hij en gaat lachend aan de rand van het zwembad zitten. “Ik wil suiker op mijn pannenkoek” herhaalt hij.
Wat een feest, schiet het door mijn hoofd. Wat een ongelofelijk feest. Zo een heerlijk, lief, vrolijk, blij ventje. Daniëlle geeft me een zoen. “Mooi hé” raadt ze mijn gedachte.