We moeten verder lopen, het plein en omgeving is afgezet, ook de taxi mag niet verder. Carnaval, en het elkaar bespuiten is leuk, maar niet in het oude stadsgedeelte graag. “Mogen wij er even door, wij logeren in hotel Senses? ” vragen wij bij de versperring aan de politie. “U kunt er daar bij de muur langs lopen” worden we de goede kant op gestuurd.
Het anders zo drukke plein is volledig verlaten. Het is heel vredig, maar zo zonder mensen ook heel erg kaal. Ik kijk opzij. Het klopt niet helemaal, ruimte genoeg op het plein maar plotseling loopt er een man vlak naast ons. Ik zie tot mijn geruststelling dat het een politieman betreft. Nieuwsgierig vraagt hij of Remberto bij ons hoort. “Ja, hij is onze zoon, hé Remberto” betrek ik Remberto bij ons gesprekje.
“Kunt u dat bewijzen, heeft u papieren, documenten, paspoort?” neemt het gesprek een rot wending. Een agente komt erbij staan. “Kan ik even met hem praten? “informeert ze. “Natuurlijk” geef ik haar de gelegenheid. Ze steekt haar hand uit om Remberto mee te nemen. “No”, is Daniëlle kortaf duidelijk, “no mano, Remberto. Alleen een hand geven aan mama of papa.” De politie reageert verbaast, “Wij zijn de politie, wij mogen met uw zoon praten.” Fijn voor je, maar je blijft met je poten van Remberto af” laat mama aan duidelijkheid niets te wensen over.
Het wordt andere politiemensen duidelijk dat er wat aan de hand is. “Wij willen controleren of het echt uw zoon is” horen we nu van alle kanten. Ik probeer een politieman aan zijn verstand te peuteren dat ze best met Remberto mogen praten, maar hij blijft bij mij. Daniëlle wordt steeds bozer. Het wordt de nu acht man sterke politie troep duidelijk dat Remberto onder geen beding met hen mee gaat.
De commandant komt erbij. We geven de sleutelkaart van ons hotel af. Er worden druk aantekeningen gemaakt. “Wat is uw naam” vraagt de man, eigenlijk best wel vriendelijk. “Daniëlle” antwoord Daan. “Gerard Engelsma” antwoord ik, wetende wat er gaat komen. Drie mannen proberen Gerard te zeggen. “Gerard” zeg ik nogmaals treiterend, voor ze het opgeven.
Wij hebben geen papieren bij ons, zij hebben het allemaal ‘te druk’ om even mee naar het hotel te lopen. De politie, nu allemaal om ons heen verzamelt, geven het op. Loop maar door, gebaart de commandant.
“Ik ben blij dat we weer in onze hotel kamer zijn ”zegt Daniëlle, net voor de kamertelefoon gaat. “Willen jullie naar beneden komen?” “Is dat de politie”vraagt Remberto, wanneer ik hem in zijn broek help. Ik bevestig dat het de politie is, maar dat er niets aan de hand is.
Bij de receptie zitten de politieman en vrouw die ons als eerste op het plein aanspraken. De meiden van de receptie zitten erbij en praten met de agenten. We overhandigen onze paspoorten, de ID van Remberto en het document waaruit blijkt dat hij mag reizen en bij ons hoort.
Toch nog even naar het plein |
“Als jullie iets niet begrijpen of willen vertellen kunnen wij dat voor jullie vertalen” steunen de receptionistes ons. Zij zijn gek op Remberto en zien hoe blij, en ja gelukkig, hij bij ons is. De papieren spreken voor zich, maar als de agenten beginnen te ratelen is het fijn dat ze voor ons tolken.
“Gefeliciteerd met de adoptie van jullie zoon” neemt de politieman onze spanning weg. “Het is allemaal in orde, zorg dat jullie altijd een kopie van jullie paspoorten, zijn ID en dit document bij jullie hebben” neemt het gezag afscheidt.
Een uurtje later gaan we eten. “Eten we hier op de kamer?”vraagt Remberto hoopvol. “Nee, beneden in het hotel, waarom vraag je dat?” antwoord ik. “Ik wil niet naar buiten, ik vind de politie stom”. Hij zwaait met een gebalde vuist tegen de ‘stomme politie’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten